Een asbestverwijderingsbedrijf kreeg opdracht om asbest te verwijderen uit een voormalige concertzaal. Dit asbest bevond zich in bekisting achter de buitenmuur. In het asbestinventarisatierapport stond opgenomen dat dit handmatig moest worden verwijderd, maar na goedkeuring van een HVK’er mocht dit ook machinaal.
De kraanmachinist sloopte telkens een stuk van het dak en daarna het bijbehorende deel van de muur. Tijdens het slopen stortte het pand in, waarbij een stofwolk met asbest zich verspreidde tot buiten het werkgebied.
Het asbestverwijderingsbedrijf wordt onder andere verweten dat zij onvoldoende preventieve- en bronmaatregelen heeft toegepast om verspreiding van vezels dan wel een secundaire besmetting te voorkomen.
Het asbestverwijderingsbedrijf stapt hierop naar de rechter. Die is echter van oordeel dat inderdaad sprake is van een overtreding omdat het asbestverwijderingsbedrijf het rapport van de HVK’er niet tot op de letter heeft opgevolgd. Zo wordt onder andere in het rapport geadviseerd om eerst het gehele dak en het buitenblad van de muur te slopen, waarna pas het asbest machinaal kon worden gesaneerd.
Omdat het asbestverwijderingsbedrijf in plaats daarvan steeds een deel van het dak en een deel van de muren verwijderde, had zij moeten voorzien dat dit tot instabiliteit van het gebouw en het instorten van (een deel) van het gebouw zou (kunnen) leiden. Tot overmaat van ramp kwam het ingestorte deel van het gebouw buiten het afgezette werkgebied terecht. Volgens de rechtbank bleek alleen al hieruit dat het asbestverwijderingsbedrijf onvoldoende preventieve maatregelen had genomen om de concentratie asbestvezels in de lucht zo laag mogelijk te houden.
Het asbestverwijderingsbedrijf is het hier niet mee eens en stelt hoger beroep in.
In hoger beroep voert het asbestverwijderingsbedrijf aan dat de alternatieve werkmethode in het rapport van de HVK’er enkel ziet op het voorkomen van de verspreiding van asbest bij machinaal slopen en niet op een mogelijk instortingsgevaar. Dat rapport zou daarom niet mogen dienen als grondslag voor de conclusie dat de asbestverwijderaar had kunnen weten dat er instortingsgevaar kon ontstaan door de toegepaste werkwijze. Het asbestverwijderingsbedrijf is daarnaast van mening dat de door haar toegepaste werkwijze het meest veilig was.
De Afdeling is het hier niet mee eens en is van oordeel dat het rapport van de HVK’er duidelijk is. In de conclusie van het HVK-rapport staat dat machinaal gesaneerd mag worden na eerst het slopen van het dak en het buitenblad van de muur. Dit is maar voor één uitleg vatbaar, aldus de Afdeling.
Normaliter is het asbestinventarisatierapport leidend bij het bepalen van de manier waarop het asbest wordt verwijderd. De werkwijze in de SMART ziet specifiek op de verwijdering van de asbesthoudende bron en is ook redelijk algemeen geformuleerd. Hierdoor bestaat nog ruimte voor een eigen invulling.
Wanneer wordt gesaneerd met een HVK-rapport, is deze ruimte vaak een stuk beperkter als de werkmethode ook aspecten bevat die niet direct zien op de verwijdering van de asbesthoudende bron. Het rapport moet in zo’n geval tot in de kleinste details worden opgevolgd omdat dan moet worden aangenomen dat ieder onderdeel van de werkmethode tot doel heeft om specifieke risico’s te voorkomen.
Ons advies is dan ook om een HVK-rapport voorafgaand aan de werkzaamheden zorgvuldig door te nemen en daarbij ook alle niet-asbestgerelateerde aspecten van de werkmethode te beoordelen. Voor zover nodig kunnen er dan voorafgaand aan de werkzaamheden wijzigingen worden aangebracht aan het rapport.
Heeft u een vraag over dit onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten op het gebied van asbest.