De bijzondere zorgplicht van een bank vindt haar oorsprong in de contractuele verhouding met haar klanten die onder bepaalde omstandigheden worden blootgesteld aan (grote) financiële risico’s die zij zelf niet (altijd) kunnen overzien. Deze zorgplicht houdt verband met de deskundigheid van de bank op financieel gebied en haar functie in de samenleving. Een bank dient haar klanten te behoeden voor het risico van hun eigen onkunde of lichtvaardigheid.
De zorgplicht is geen eenduidig begrip, maar een verzameling van verplichtingen die de bank onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden tot bepaald gedrag verplichten. Wat in een concreet geval van een bank mag worden verwacht - bijvoorbeeld nader onderzoek, informatieverstrekking, waarschuwing of zelfs het weigeren van een opdracht - hangt af van de omstandigheden van het geval. Financiële toezichtwetgeving speelt bij de invulling daarvan een rol, maar is niet doorslaggevend.
Deze bijzondere zorgplicht is niet beperkt tot de contractuele relatie met de klant van de bank zelf. Afhankelijk van de omstandigheden kan zij ook gelden ten opzichte van derden. Sinds het arrest Safe Haven staat vast dat de kring van personen tegenover wie een bank een bijzondere zorgplicht in acht moet nemen, zich kan uitstrekken tot derden die niet in een bijzondere betrekking tot de bank staan.[1] Op basis van dit arrest en het Van den Berg-arrest wordt aangenomen dat banken in specifieke en concrete gevallen waarin sprake is van gevaarsbewustzijn, rekening moeten houden met de belangen van bepaalde derden.[2] In die gevallen rust op de bank een plicht om mogelijke risico’s te onderzoeken en – waar nodig – maatregelen te treffen om schade te voorkomen.
Dit brengt de bank in een lastig parket: ook wanneer zij zelf niet actief betrokken was bij de fraude, kan zij onder omstandigheden toch aansprakelijk zijn voor de schade die derden lijden. Niet omdat zij de fraude pleegde, maar omdat zij te laat of onvoldoende heeft ingegrepen, terwijl zij concrete signalen van onregelmatigheden had of had moeten hebben.
Het gaat daarbij niet om een algemene plicht tot toezicht, maar om een verzwaarde verantwoordelijkheid in situaties waarin een bank ‘gevaarsbewust’ was of dat had moeten zijn. Wanneer de bank die verantwoordelijkheid niet nakomt, kan voor de benadeelde een extra verhaalsmogelijkheid ontstaan.
De bijzondere zorgplicht van banken kan – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – ook gelden ten opzichte van derden. Onder meer op basis van het Safe Haven- en Van den Berg-arrest blijkt dat banken in bepaalde gevallen verplicht kunnen zijn op te treden, ook als de betrokken personen geen klant zijn.
Dit biedt benadeelden bij fraude een aanvullende verhaalsmogelijkheid: een bank die niet zelf fraudeerde, kan onder omstandigheden toch aansprakelijk zijn als zij had kunnen en moeten ingrijpen. Voor benadeelde ondernemers die elders geen verhaal kunnen halen, is dit een mogelijke uitkomst. Zeker nu fraudeurs niet altijd voldoende verhaal bieden.
Meer weten of direct hulp nodig? Neem contact op met onze specialisten van Fraude, Integriteit en Compliance: Edwin Mulders, Joost Hofman, Maggie van Waaijenburg en Maud van den Nieuwenhuijzen.
[1] HR 23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3713 (Safe Haven).
[2] HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399 (Van den Berg).