Shutterstock Burenruzie

VERSPREIDEN VAN ASBESTDELEN OP HET TERREIN VAN DE BUURMAN KAN ONRECHTMATIGE HINDER OPLEVEREN

14 december 2022

Een paar weken geleden moest de rechtbank Oost-Brabant oordelen over een geval waarin vanaf het ene terrein asbestdeeltjes werden verspreid op het terrein van de buurman.

Wat is er aan de hand?

Eiser is eigenaar van een aantal percelen met opstallen van waaruit zij haar onderneming exploiteert. Gedaagde is eigenaar van het naastgelegen perceel, op welk perceel een grote bedrijfsloods aanwezig is. In die loods exploiteert gedaagde zijn onderneming. De loods grenst aan de achterzijde direct aan de percelen van eiser.

Het dak van de loods is bij de bouw van de loods (omstreeks 1980) uitgevoerd in op afschot liggende asbest dakplaten. Onder aan de dakrand zijn goten geplaatst ten behoeve van de afvoer van hemelwater. Doordat de hemelwaterafvoer van de loods aan de achterzijde niet goed functioneert vloeit bij regenval het hemelwater van het dak van de loods van gedaagde feitelijk af over het aangrenzend perceel van eiser.

Vandaar dat eiser zich genoodzaakt zag gedaagde te sommeren om binnen 14 dagen  schriftelijk te bevestigen dat laatstgenoemde binnen 2 maanden de hemelwaterafvoer van het pand herstelt en een definitief einde maakt aan het laten afvloeien van hemelwater, afkomstig van het dak van het pand, op het terrein van eiser. Aan deze sommatie werd geen gehoor gegeven, waarna eiser een kort geding startte. Daarin vorderde eiser dat gedaagde zou worden veroordeeld om - op straffe van verbeurte van een dwangsom - onder andere noodmaatregelen te treffen ter beëindiging van de vervuiling van het terrein van eiser met asbest dat afkomstig is van het dak van de loods van gedaagde.

 

Wat oordeelt de rechtbank?

De rechter trapt af met het juridisch kader waarbinnen deze discussie moet worden geplaatst. Op grond van artikel 5:37 BW in samenhang met artikel 6:162 BW is het de eigenaar van een erf niet toegestaan in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, hinder toe te brengen aan eigenaren van andere erven. Daaruit volgt dat niet elke vorm van hinder onrechtmatig is. De beoordeling of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de omvang van de daardoor toegebrachte schade in verband met de overige omstandigheden van het geval.

Tussen partijen is niet in geschil dat het dak op de loods van gedaagde wordt gevormd door asbesthoudende golfplaten. Op zichzelf is het bezitten of gebruiken van een opstal waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt en dat overigens aan alle daaraan te stellen (wettelijke) eisen voldoet, niet onrechtmatig.

Uit het door het in opdracht van eiser opgestelde rapport van Tritium blijkt evenwel dat de algemene staat van de golfplaten op het dak van de loods licht tot ernstig verweerd is, dat op meerdere plaatsen scheuren in de golfplaten aanwezig zijn, dat op de golfplaten mosbegroeiing aanwezig is en dat in de regengoot over de gehele lengte restanten (schilfers) golfplaat verspreid liggen, die onderzocht zijn en asbesthoudend blijken te zijn. Verder heeft Tritium op het perceel van eiser op maaiveldniveau van het hoger gelegen dak losgeraakte mosdelen aangetroffen die - zo bleek uit analyse van genomen monsters - asbesthoudende vezels bevatten. Tritium acht het daarom aannemelijk dat de door haar beschreven situatie er toe kan leiden dat op het dak groeiende mosdelen met asbestvezels onder weersinvloeden losweken of dat asbesthoudende vezels van het dak uitspoelen. Het is niet uit te sluiten dat hierdoor een ophoping van asbestvezels ontstaan in de ondergelegen bodem, uitvloei stroken dan wel de afvoerput.

Onder verwijzing naar een door hem overgelegde asbestinventarisatie van 28 oktober 2022 voerde gedaagde het verweer dat in de mosproppen die op de grond van gedaagde zijn aangetroffen geen asbest is ontdekt. Gedaagde stelt zich dan ook op het standpunt dat geen sprake is van een onveilige situatie die meebrengt dat onmiddellijk ingrijpen is vereist. Dat wordt volgens gedaagde ook niet gesteld in het rapport van het door hem ingeschakelde asbestinventarisatiebureau en is evenmin vastgesteld door de omgevingsdienst die onlangs een inspectie heeft verricht naar het dak van de loods.

De rechter verwierp het verweer van gedaagde. De enkele omstandigheid dat uit het onderzoek van het door gedaagde ingeschakelde asbestinventarisatiebureau blijkt dat de mosproppen die zijn gevonden op de grond van gedaagde geen asbestvezels bevatten, sluit namelijk geenszins uit dat de mosproppen die op het terrein van eiser terecht komen wél asbest bevatten, zoals Tritium in haar rapportage heeft gemeld op basis van monsteranalyses van de door haar op maaiveld aangetroffen mosproppen.

Daar komt bij dat uit het rapport van het door gedaagde ingeschakelde asbestinventarisatiebureau blijkt dat zij van het dakvlak aan de achterzijde van de loods zelf ook diverse mosproppen heeft bemonsterd (welke zij heeft losgetrokken van het dakoppervlak) waarop asbesthoudende vezels zijn aangetroffen. Dit bevestigt in zoverre de constateringen van Tritium. Datzelfde geldt voor de constatering van het door gedaagde ingeschakelde asbestinventarisatiebureau dat op het achterste deel van het dakvlak delen van de toplaag van de licht verweerde asbesthoudende golfplaat loszitten.

Gedaagde heeft, naast zijn stelling dat er geen asbest is gevonden op de mosproppen die op zijn terrein zijn gevonden, onvoldoende onderbouwd dat er serieus te nemen redenen bestaan om te twijfelen aan de conclusies die Tritium heeft getrokken in haar rapportage. Daarnaast is op grond van het rapport van Tritium voldoende aannemelijk geworden dat reëel risico bestaat dat er asbesthoudend materiaal van het dak van de loods van gedaagde op het terrein van eiser terecht komt. Tritium heeft immers geconstateerd dat er in de regengoot over de gehele lengte restanten (schilfers) golfplaat verspreid liggen, die asbesthoudend zijn. Gedaagde heeft niet betwist dat er (regelmatig) (grote) hoeveelheden water uit de dakgoot op het terrein van gedaagde stroomt, waardoor ernstig rekening dient te worden gehouden met het risico dat aldus delen asbesthoudende golfplaten, althans ongebonden asbestvezels (schilfers) met het water meekomen en over het terrein van eiser uitspoelen met alle risico’s op verdere verspreiding (o.a. door de wind) in de directe omgeving van dien.

Het is een feit van algemene bekendheid dat vrijgekomen asbestvezels een ernstig gevaar opleveren voor de gezondheid en het milieu. Nu op basis van het rapport van Tritium aannemelijk is dat er een niet te veronachtzamen risico bestaat dat er asbesthoudende vezels, afkomstig van het dak van de loods van gedaagde, op het terrein van eiser neerkomen en zich vervolgens vandaaruit verder verspreiden in de directe omgeving, is daarmee voorshands ook voldoende aannemelijk dat sprake is van (dreigende) schade aan de zijde van eiser.

De voorzieningenrechter komt dan ook tot het oordeel dat van eiser niet kan worden gevergd dat zij berust in een – door gedaagde in het leven geroepen c.q. in stand gelaten - situatie, waarin zij voortdurend wordt geconfronteerd met het feit dat er asbestvezels op haar terrein neerkomen en zich vandaaruit verder verspreiden met alle risico’s voor de gezondheid van haar medewerkers en allen die haar bedrijfsvestiging bezoeken van dien. Er is met andere woorden sprake van hinder door het verspreiden van asbestdelen op het terrein van eiser in een vorm en mate die jegens eiser, als eigenaar van het terrein, onrechtmatig is.

Gelet op de aard en ernst van deze hinder en de invloed daarvan op de (veiligheid van de) bedrijfsvoering van eiser heeft zij een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening op korte termijn die aan deze onrechtmatige situatie een einde maakt.

Dit betekent dat ook de vordering van eiser wordt toegewezen, waarbij aan gedaagde een termijn zal worden gegund tot uiterlijk 31 januari 2023 om die maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om aan de veroordeling te voldoen. Het is daarbij aan gedaagde om te bepalen welke maatregelen doeltreffend zijn om te waarborgen dat aan de verspreiding van hemelwater en asbest vanaf zijn perceel een einde wordt gemaakt.

De voorzieningenrechter houdt er bij de bepaling van deze termijn tevens rekening mee dat gedaagde voor het treffen van adequate maatregelen vermoedelijk (deels) aangewezen is op de medewerking en beschikbaarheid van derden en het gegeven dat die beschikbaarheid op korte termijn onder druk staat vanwege de naderende feestdagen.

Als slotsom veroordeelt de voorzieningenrechter gedaagde om voor, doch uiterlijk op 31 januari 2023 zodanige maatregelen c.q. voorzieningen te treffen dat de vervuiling van het terrein van eisers met asbesthoudend materiaal dat afkomstig is van het dak van de loods van gedaagde wordt beëindigd. Als gedaagde hier niet aan voldoet, dan moet hij een eiser een dwangsom betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt.

 

Afronding

Hoewel het bezitten of gebruiken van een opstal waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt in beginsel niet onrechtmatig is, leert deze recente uitspraak nogmaals dat een dergelijk bezit of gebruik onder bepaalde omstandigheden wel degelijk een onrechtmatige daad kan opleveren. Als uit een onderzoek namelijk blijkt dat een niet te veronachtzamen risico bestaat dat er asbesthoudende vezels op het terrein van de buurman neerkomen, dan is al snel voldoende aannemelijk dat sprake is van (dreigende) schade aan de zijde van deze buurman.

In die gevallen kan van deze buurman niet worden gevergd dat zij berust in deze potentieel gevaarlijke situatie. Sterker nog, nu er dan sprake is van hinder in een vorm en mate die ten opzichte van de buurman onrechtmatig is, kan in kort geding met een forse dwangsom worden afgedwongen dat een eind wordt gemaakt aan die situatie.

 

Contact 

Wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten op het gebied van asbest. 

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met:

Regelmatig op de hoogte blijven van de laatste juridische ontwikkelingen?