TEN ONRECHTE GEWEIGERDE VERGUNNING: ALTIJD KASSA?

TEN ONRECHTE GEWEIGERDE VERGUNNING: ALTIJD KASSA?

17 februari 2017

Al weer bijna tien jaar geleden hadden twee bedrijven (X en Y) een ‘turnkey-overeenkomst’ gesloten voor de (her)ontwikkeling van een kantorencomplex met showrooms en parkeerplaatsen door Y. Daarbij werd dezelfde dag tussen dezelfde partijen eveneens een huurovereenkomst gesloten voor de duur van 8 jaar, vanaf de dag van oplevering. In beide overeenkomsten werd de ontbindende voorwaarde bedongen voor het geval niet uiterlijk op 1 juni 2010 een onherroepelijke bouwvergunning zou zijn verkregen. Om deze vergunning te krijgen had (een vennootschap van) X eerder een aanvraag ingediend voor fase I. Die aanvraag wordt door het College van B&W afgewezen. Tegen dit besluit maakten de vennootschappen van X bezwaar, op één vennootschap na. Daarop start een (jaren)lange bestuursrechtelijke procedure waarbij wordt doorgeprocedeerd tot aan de hoogste bestuursrechter. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde het hoger beroep begin 2012 uiteindelijk gegrond en oordeelde dat de vergunning van rechtswege was verleend. Op dat moment was echter voldaan aan de bedongen voorwaarde waardoor de overeenkomsten waren ontbonden en de ene vennootschap van X die geen bezwaar had aangetekend schade leed. Omdat X de gemeente aansprakelijk achtte door deze schade, startte hij een gerechtelijke procedure bij de rechtbank.

De rechtbank

Wat betreft de vennootschap die geen bezwaar maakte tegen het besluit oordeelde de rechtbank dat deze niet in haar vorderingen kon worden ontvangen, omdat niet (tijdig) tegen het besluit was opgekomen. Meer specifiek struikelde deze eiser over het leerstuk dat een rechtzoekende in beginsel niet kan worden ontvangen in een civiele vordering, als een andere met voldoende waarborgen omklede (lees: bestuursrechtelijke) rechtsgang openstaat of heeft opengestaan. Eiser had namelijk het besluit niet aangevochten in de bestuursrechtelijke procedure. Dat het besluit achteraf onrechtmatig bleek te zijn, doet aan de niet-ontvankelijkheid van de vordering – hoe wrang ook voor deze eiser – niets af.

Formele rechtskracht

Dit leerstuk moet strikt genomen worden onderscheiden van het leerstuk van de formele rechtskracht. Formele rechtskracht houdt in dat de burgerlijke rechter uitgaat van de formele en materiële rechtmatigheid (juistheid) van een besluit, indien dit besluit een onherroepelijk is geworden. Dit leerstuk werkt ook omgekeerd. Als het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit gegrond wordt verklaard, staat in beginsel de onrechtmatigheid van het besluit en de toerekenbaarheid van de overheid in de civiele procedure vast. Dit geldt met de nodige mitsen en maren ook in de bezwaarfase, als het bezwaar (kort gezegd) op rechtmatigheidsgronden wordt herroepen. Als een rechtzoekende dus met succes een besluit aanvecht in een bestuursrechtelijke procedure, staat hij in de civiele procedure op grond van een onrechtmatige overheidsdaad dus (in beginsel) met 2-0 voor. De andere eisers mochten zich in dit geval overigens nog steeds niet rijk rekenen, zo blijkt ook in deze zaak. Zij moeten namelijk nog wel stellen en bewijzen dat is voldaan aan de andere eisen die worden gesteld aan een succesvolle onrechtmatige overheidsdaadactie. In dit geval was het causaal verband tussen de schade en het onrechtmatige besluit onvoldoende aangetoond. Er stond namelijk niet vast dat eisers uiterlijk op 1 juni 2010 ook een onherroepelijke bouwvergunning voor de tweede fase zouden hebben verkregen als het bestuursorgaan de aanvraag voor de eerste fase had toegewezen. Deze zaak illustreert dat de leer van de formele rechtskracht kansen biedt, maar zeker zoveel valkuilen kent.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies over uw kansen op een succesvolle procedure tegen de overheid? Neem dan vrijblijvend contact op met onze specialisten op het gebied van overheidsaansprakelijkheidsrecht: Tim Segers, Peter Huijbregts en Jelle Bekke.

 

Meer weten? Neem contact op met: