Photo 1529158062015 Cad636e205a0

Beslaglegging. Wat is er veranderd?

30 november 2020

Nederland kent een liberaal beslagstelsel. Het verkrijgen van verlof om beslag te kunnen leggen voor een vordering die nog niet in rechte vaststaat is relatief eenvoudig. De gedachte hierachter is dat het beslag- en executierecht vertrouwen moet geven dat een van de rechter verkregen beslissing kan worden afgedwongen als dat nodig blijkt.

In de beslagsyllabus zijn in aanvulling op de wet regels opgenomen voor het vragen van verlof voor het leggen van beslag. De beslagsyllabus wordt met regelmaat aangepast, zodat deze aansluit bij de ontwikkelingen in en wensen van de maatschappij. Waar voorheen vrijwel steeds een verzocht verlof werd verleend, wordt de laatste jaren een verzoek om beslag te mogen leggen kritisch getoetst aan steeds scherpere eisen. Zo dient de schuldeiser tegenwoordig behoorlijk specifiek aan te duiden wat de grondslag voor zijn vordering is en bewijs van zijn stellingen te leveren. Daarnaast moeten de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit uitdrukkelijk in acht worden genomen bij het kiezen van de vermogensbestanddelen waarop de schuldeiser beslag wil leggen. Dit houdt in dat ten behoeve van de afweging van wederzijdse belangen, steeds zal dienen te worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is, waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet beslag op een minder bezwarend beslagobject mogelijk is. 

Ook de wetgever heeft zich de afgelopen jaren bezig gehouden met het beslagrecht. Met het programma ‘verbetering van het burgerlijk procesrecht’ heeft zij zich tot doel gesteld te zorgen voor meer eenvoud, snelheid, flexibiliteit en effectiviteit bij zowel de gerechtelijke geschiloplossing als het beslag- en executierecht. Dit heeft geleid tot wijziging van het beslag- en executierecht. De nieuwe wetgeving wordt gefaseerd ingevoerd op verschillende momenten tussen 1 oktober 2020 en 1 april 2021. Uitgangspunten zijn:

i) het borgen van een bestaansminimum van schuldenaren bij beslag en executie;

ii) een effectieve en efficiënte wijze van beslaglegging en executie, en;

ii) het voorkomen van het gebruiken van beslag als pressiemiddel.

Met het oog op het onder i) genoemde uitgangspunt is nieuw in de wet dat op bepaalde roerende zaken geen beslag mag worden gelegd (zoals zaken die behoren tot de inboedel, kleding, levensmiddelen, noodzakelijke zaken voor de persoonlijke verzorging, beroep, school of studie, hoogstpersoonlijke zaken en gezelschapsdieren). Ook is een beslagvrij bedrag geïntroduceerd bij een derdenbeslag ten laste van een natuurlijk persoon onder een bank. Dit zorgt ervoor dat er altijd een bepaald bedrag van het tegoed op de bankrekening ter beschikking blijft voor de schuldenaar. Hiermee wordt voorkomen dat de schuldenaar niet meer kan voorzien in zijn primaire levensbehoeften.

Ten behoeve van het onder iii) genoemde uitganspunt is het niet langer toegestaan beslag te leggen op zaken als redelijkerwijs voorzienbaar is dat de executie ervan nauwelijks iets oplevert. Dit is slechts anders als de schuldeiser aannemelijk kan maken dat de schuldenaar hier niet onevenredig veel last van heeft. Zo wordt voorkomen dat een beslag alleen als drukmiddel wordt gebruikt. 

Niet alleen de wetgever, maar ook voorzieningenrechters lijken meer oog te hebben voor de positie van de schuldenaar en steeds kritischer te zijn bij het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag. Zo heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitdrukkelijk overwogen dat terughoudendheid geboden bij het beoordelen van een verzoek om verlof tot het leggen van beslag op de aan een schuldenaar in eigendom toebehorende onroerende zaak (7 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:910). De voorzieningenrechter benoemde de toenemende kritiek in de vakliteratuur op de summiere toetsing van verzoeken om verlof voor tot het leggen van beslag in Nederland. De voorzieningenrechter wees het verzoek om verlof voor het leggen van conservatoir beslag vervolgens af, omdat geen sprake zou zijn van een "keiharde" vordering. De voorzieningenrechter overwoog verder dat de schuldeiser niet voldoende had onderbouwd dat het leggen van beslagen noodzakelijk zou zijn. Het feit dat de schuldenaar niet had gereageerd op de formele ingebrekestelling en dat de schuldeiser daardoor genoodzaakt was om naar de rechter te gaan, was niet genoeg. Voorts overwoog de voorzieningenrechter dat het enkele feit dat de schuldenaar de onroerende zaak te koop had staan, onvoldoende onderbouwing was voor de stelling dat hij deze zaak aan het verhaal zal onttrekken. Tot slot ging de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van de schuldeiser dat hem geen andere voor de schuldenaar (die zijn onroerend goed wenste te verkopen) minder bezwarende verhaalsmogelijkheden bekend waren.

Recent heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (25 augustus 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7141) zich nogmaals zeer kritisch opgesteld bij de beoordeling van een verzoek om verlof voor tot het leggen van conservatoire (derden)beslagen. De voorzieningenrechter overwoog dat het enkele feit dat een partij weigert om aan een vordering te voldoen nog geen gegronde vrees oplevert dat die partij vermogensbestanddelen aan verhaal zal onttrekken. Het verzoek om verlof tot het leggen van beslag werd dan ook afgewezen, omdat de noodzaak om het verhaal voor de gestelde vordering door middel van een conservatoir beslag te verzekeren onvoldoende zou zijn onderbouwd.

De ontwikkelingen in de doctrine maken het dus van groot belang de beoogde beslagobjecten zorgvuldig te kiezen en het verzoek aan de voorzieningenrechter deugdelijk te onderbouwen. Alsdan kan een schuldeiser ook met de nieuwe wetgeving en de huidige lijn in de rechtspraak zijn voordeel doen met beslaglegging, zodat zeker gesteld kan worden dat een partij die een toewijzend vonnis krijgt niet achter het net vist.

 

Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met onze specialisten.

Meer weten? Neem contact op met: