CONTRACTUELE ZORGVULDIGHEIDSNORM BANKEN REDDINGSBOEI VOOR ONDERNEMERS

CONTRACTUELE ZORGVULDIGHEIDSNORM BANKEN REDDINGSBOEI VOOR ONDERNEMERS

1 mei 2018

Rabobank is in korte tijd tweemaal op haar vingers getikt wegens schending van haar zorgvuldigheidsplicht jegens ondernemers. Rechtbank en hof bevestigen het belang van de zorgplicht zoals verwoord in artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden in het handelen van banken jegens hun cliënten. Aan de twee uitspraken liggen verschillende casus ten grondslag. De gemene deler is dat in beide gevallen de ondernemer aan het langste eind trekt doordat werd aangenomen dat Rabobank is tekort geschoten in haar zorgplicht jegens de ondernemer. Hieronder worden beide uitspraken kort besproken.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 maart 2018

Ter verwerving van onroerend goed had de ondernemer diverse geldleningen afgesloten bij Rabobank. Na een tussentijdse taxatie van de vastgoedportefeuille concludeerde Rabobank dat het bedrag van de openstaande leningen te hoog was in verhouding tot de executiewaarde van het vastgoed. Rabobank deed de ondernemer daarop diverse herstructureringsvoorstellen. Onderdeel van deze herstructureringsvoorstellen was een aanzienlijke verhoging van de opslagen. Rabobank baseerde zich hierbij op artikel 25 van de ‘Algemene voorwaarden bedrijfsfinancieringen van de Rabobank 2010’. In dat artikel staat onder meer: “de bank kan de opslag altijd wijzigen”. De ondernemer heeft de herstructureringsvoorstellen afgewezen, waarop Rabobank de kredietrelatie beëindigde.

In de hierop door de ondernemer gestarte procedure vorderde de ondernemer onder meer voor recht te verklaren dat de verhoging van de opslagen door Rabobank in strijd zijn met artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden 2009. Lid 1 van dit artikel 2 luidt als volgt:

“De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt. Geen van de bepalingen van deze algemene bankvoorwaarden of van de door de bank gebruikte bijzondere voorwaarden kan aan dit beginsel afbreuk doen.”

De rechtbank oordeelde dat deze contractuele zorgplicht niet zo ver gaat dat de ruime bevoegdheid van Rabobank om de opslag te wijzigen reeds vanwege deze zorgplicht toepassing mist. Juist bij een zeer ruime bevoegdheid is de contractuele zorgplicht van artikel 2 Algemene Bankvoorwaarden van belang om grenzen aan deze bevoegdheid te stellen. Bij de uitoefening van de bevoegdheid dat de bank altijd de opslag kan wijzigen, dient de bank dan ook tevens uitvoering te geven aan de in artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden opgenomen zorgplicht.

Naar het oordeel van de rechtbank had Rabobank bij haar besluitvorming recente informatie omtrent de financiële situatie van de ondernemer, inclusief de waarde van zijn onroerend goed moeten meenemen. Rabobank is echter uitgegaan van verouderde gegevens. Rabobank probeerde haar stelling ter zitting nog te onderbouwen met gegevens uit 2017. Dit kon Rabobank echter niet baten, nu zij deze gegevens reeds eerder in haar besluitvorming had moeten betrekken.

De rechtbank oordeelde dat Rabobank hiermee is tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht jegens de ondernemer. Rabobank is veroordeeld tot terugbetaling van de als gevolg van de ondeugdelijke verhoging van de opslag teveel betaalde gelden. 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2018

Ook uit een arrest van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat de contractuele zorgplicht van de bank van groot belang kan zijn voor de ondernemer. In deze zaak draaide het om de financiering van een vastgoedgroep door Rabobank. De vastgoedgroep werd meermaals geconfronteerd met ernstige liquiditeitstekorten en vroeg daarom meermaals om aanvullende financiering.

Rabobank was bereid aanvullend krediet te verlenen, maar stelde hier zeer nadelige voorwaarden tegenover. In 2007 had Rabobank al een renteswap op de leningportefeuille opgelegd en in 2009 had Rabobank aanvullende zekerheden verlangd. Onderdeel van deze zekerheden was een zogenoemde ‘equity kicker’ van 10% van de netto opbrengst in geval van verkoop van een tweetal bedrijfsonderdelen.

In 2010 kampte de vastgoedgroep met liquiditeitsproblemen die een onmiddellijke bedreiging van haar continuïteit vormden. De vastgoedgroep en haar middellijk aandeelhouders kwamen met een viertal participanten, waaronder Rabobank, een termsheet overeen waarin een reddingsfinanciering werd overeengekomen.

Als voorwaarden voor deze financiering diende de vastgoedgroep een tweetal fees te voldoen aan Rabobank. De eerste fee diende binnen 10 maanden te worden voldaan en bedroeg € 2.000.000,- tegenover een kredietuitbreiding van € 7.500.000,-. De tweede fee diende voor een bedrag van € 5.625.000,- aan Rabobank te worden voldaan. Hier stond een kredietuitreiding tegenover van in totaal € 20.000.000,-, waaraan Rabobank ‘slechts’ voor een bedrag van € 7.500.000,- deelnam. Daarnaast dienden de middellijk aandeelhouders tegen betaling van een bedrag van € 1,-, 60% van de door hen gehouden aandelen aan de participanten over te dragen.

Bovendien diende de renteswap en de equity kicker te worden voortgezet. De renteswap diende echter ter afdekking van het risico van een hoge variabele rente. Nu de variabele rente was omgezet in een vaste rente met opslag, was de kostbare renteswap nutteloos geworden. Naar het oordeel van het hof miste ook de equity kicker haar doel, terwijl het evenals de renteswap zeer nadelige gevolgen had voor de vastgoedgroep.

In het arrest van 27 maart 2018 overwoog het hof dat de vastgoedgroep werd geconfronteerd met toenemende ernstige liquiditeitsproblemen, die een onmiddellijke dreiging vormden voor haar continuïteit. De vastgoedgroep en haar middellijk aandeelhouders verkeerden niet alleen in een noodtoestand en economische dwangpositie, maar tevens in een voor de Rabobank kenbare afhankelijke situatie. De vastgoedgroep stonden namelijk geen bancaire alternatieven ter beschikking, terwijl Rabobank reeds alle denkbare zekerheden had verkregen.

Door onder die omstandigheden tot de hiervoor besproken termsheet te komen, met, grote nadelen voor de vastgoedgroep en grote onevenredig grote voordelen voor Rabobank handelde de bank volgens het gerechtshof in strijd met haar contractuele bancaire zorgplicht onder artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden 2009. Het hof oordeelde dat Rabobank uit dien hoofde jegens de vastgoedgroep schadeplichtig is.

Conclusie

Met de hiervoor besproken uitspraken is bevestigd dat banken bij de uitoefening van hun contractuele bevoegdheden moeten voldoen aan hun zorgplicht jegens hun cliënten. Juist ook bij de uitoefening van vergaande en ruim geformuleerde contractuele bevoegdheden, dient de bank de zorgplicht jegens haar cliënt in ogenschouw te nemen.

Het vaststellen van de omvang van de zorgplicht en daarmee het beantwoorden van de vraag of sprake is van schending van een dergelijke plicht, is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. De hiervoor besproken uitspraken bevestigen evenwel dat een beroep op de contractuele bancaire zorgplicht onder omstandigheden de moeite kan lonen.

Mocht u vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit artikel, of mocht u zich afvragen of de bank zich jegens u aan haar zorgplicht heeft gehouden, aarzel dan niet contact op te nemen met een van onze specialisten.

Meer weten? Neem contact op met: