OR-LID UITGESLOTEN VAN DEELNAME AAN DE OR

OR-LID UITGESLOTEN VAN DEELNAME AAN DE OR

31 augustus 2017

Artikel 13 van de wet op de ondernemingsraden (WOR) biedt de ondernemer of OR de mogelijkheid om de kantonrechter te verzoeken om een OR-lid voor een bepaalde termijn uit te sluiten van alle of bepaalde werkzaamheden van de OR. Deze uitsluiting kan alleen in hele uitzonderlijke gevallen plaatsvinden zoals bij ernstige belemmeringen in vergaderingen of schending van de in artikel 20 WOR opgenomen geheimhoudingsplicht. De rechtspraak over dit onderwerp is spaarzaam. Maar recentelijk heeft de kantonrechter te Leeuwarden gebruik gemaakt van deze uitsluitingsmogelijkheid.

Feiten

De werknemer in kwestie is lid van de OR bij AB Vakwerk (een bemiddelaar in flexibele arbeid), maakt samen met een ander OR-lid (A.) deel uit van de financiële commissie van die OR, en is daarnaast ook actief  FNV kaderlid.  In de voorgaande jaren is het regelmatig voorgekomen dat werknemer onderwerpen die hem als vakbondslid ter harte gaan in overlegvergaderingen met de bestuurder aan de orde stelt (zonder dat met overige OR-leden af te stemmen), en hij directieleden persoonlijk verwijten heeft gemaakt over bepaalde ondernemingszaken.  In april 2016 verstrekt werkgever vertrouwelijke financiële informatie (over haar kostprijsberekening) aan werknemer. Werknemer deelt deze informatie (zonder dat met werkgever of met zijn mede commissielid  A. te overleggen) met de andere OR-leden. In november 2016 maakt hij zich schuldig aan discriminerend gedrag tijdens een OR-vergadering. Terwijl een systeembeheerder met een getinte huidskleur bezig is om een technisch euvel in de vergaderruimte te verhelpen, maakt de werknemer de opmerking ‘toch goed dat er zwarten zijn om ons te helpen’.  Het dagelijks bestuur van de OR besluit daarop dat zij niet meer in het bijzijn van werknemer willen vergaderen, welk besluit vervolgens door de OR wordt bekrachtigd.

Zowel werkgever als OR verzoeken de kantonrechter om de werknemer voor de resterende duur van de zittingsperiode uit te sluiten van zijn OR-werkzaamheden.  Zij geven aan dat de discriminerende opmerking van werknemer daarbij de spreekwoordelijke druppel was.

Kantonrechter

De kantonrechter beaamt dat deze opmerking op zijn zachtst gezegd ongelukkig te noemen is, maar dat deze als zodanig niet de samenwerking raakt tussen de OR en het OR-lid/werknemer of de samenwerking tussen OR-lid/werknemer en de ondernemer. Volgens de rechter is de houding en het gedrag van werknemer als OR-lid richting de andere OR-leden en de directie belangrijker. Vast staat dat werknemer vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met leden van de OR voor wie die informatie niet was bestemd. Werknemer meent dat andere OR-leden ook recht hadden op die informatie, maar dat gaf hem volgens de kantonrechter niet het recht om die informatie aan hen te verstrekken. Hij had dat op zijn minst met de ondernemer of zijn mede-commissielid moeten overleggen. Door het delen van die informatie heeft werknemer het in hem te stellen vertrouwen ernstig beschadigd. Daar voegt de kantonrechter aan toe dat de werknemer weliswaar OR-lid is, maar dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat werknemer zich bovenal vakbondsman voelt, die hoe dan ook dient op te komen voor de belangen van werknemers bij AB Vakwerk. Hoewel dat volgens de rechter een goede zaak is, verliest werknemer hier wel uit beeld dat de taak van een OR-lid breder is, en werknemer er geen blijk van heeft gegeven dat hij zich het verschil in rollen (OR-lid  versus vakbondslid) realiseert. De kantonrechter begrijpt dat AB Vakwerk en OR er gelet op de voorgeschiedenis ook geen vertrouwen meer in hebben dat werknemer in staat is dit gedrag te veranderen.  De Kantonrechter wijst het verzoek tot uitsluiting van werkzaamheden tot het einde van de zittingsperiode (1 maart 2019) toe.  

Conclusie

Hoewel de uitkomst in deze zaak (uitsluiting) geen echte verrassing zal zijn, zijn de overwegingen van de Kantonrechter wel opvallend. Veel uitspraken over dit onderwerp zijn er niet, en in deze uitspraak maakt de Kantonrechter m.i. goed duidelijk dat een OR-lid een bredere taak heeft dan alleen het opkomen voor werknemersbelangen, en ook het bedrijfsbelang in het vizier dient te houden.  Opvallend is ook dat het verstrekken van informatie aan andere OR-leden hierals een schending van de geheimhoudingsplicht wordt aangenomen (in andere zaken gaat het over het naar buiten brengen van info buiten de OR). De financiële commissie is immers onderdeel van de OR, en andere OR-leden  zijn op grond van de WOR  ook tot geheimhouding verplicht. 

Met uitsluiting van de werkzaamheden eindigt overigens niet het lidmaatschap van het OR-lid. De benadelingsbescherming zoals opgenomen in art. 21 WOR en het opzegverbod blijven dus wel in stand. 

Meer weten? Neem contact op met: