Shutterstock Boete Van Tafel

SZW KRIJGT BEWIJSVOERING NIET ROND, BOETE GAAT DUS VAN TAFEL

14 december 2022

In een zaak waarbij LXA een asbestsaneerder bijstond is met succes betoogd dat ten onrechte een forse boete was opgelegd. De discussie spitste zich toe op de vraag of de door de Arbeidsinspectie aangetroffen stof en stukjes asbest ná de vrijgave in verband konden worden gebracht met de saneringswerkzaamheden van de saneerder. De Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat dit niet het geval is.

Wat is er aan de hand?

In 2020 werden asbesthoudende golfplaten (10-15% chryosotiel) en een schoorsteen van een bedrijfsloods gesaneerd. Na afronding van deze werkzaamheden werd de projectlocatie door een geaccrediteerde inspectie-instelling vrijgegeven. Anderhalve maand na deze vrijgave startte de Arbeidsinspectie een onderzoek vanwege een klacht over de asbestsanering. Naar aanleiding van deze inspectie werd geconcludeerd dat de asbestsanering en de visuele inspectie na de asbestsanering niet juist zouden zijn uitgevoerd. Op de foto’s die zijn gemaakt ten tijde van de visuele inspectie zouden stof en stukjes asbest zichtbaar zijn op de balken en verlaagde plafonds. Verder hebben er na de vrijgave drie asbestinventarisaties plaatsgevonden. Uit deze inventarisaties volgde dat er stof en stukjes asbest (10-15% chryosotiel) zijn aangetroffen. Aangezien het aangetroffen asbest evenveel chryostiel bevat als de ernstig verweerde asbestcementplaten op het dak, zou het later aangetroffen asbest volgens de Arbeidsinspectie afkomstig moeten zijn van de golfplaten van het dak dat door de asbestsaneerder is gesaneerd.

Op basis van deze bevindingen concludeerde de staatssecretaris dat de afvalstoffen die ontstonden na bewerking of verwerking van asbest, niet zo spoedig mogelijk zouden zijn verzameld en afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een etiket met duidelijk en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan asbest bevat (artikel 4.45, tweede lid onder d Arbobesluit). Hierdoor zou de concentratie asbest niet zo laag mogelijk onder de grenswaarde gehouden. Ook zouden er geen doeltreffende maatregelen zijn genomen om gevaar voor derden te voorkomen (artikel 10 Arbowet).

 

Het standpunt van LXA

De saneerder was het oneens met deze boete en op advies van LXA stapte zij naar de rechter. In die procedure betoogden wij dat de saneerder de saneringswerkzaamheden juist heeft uitgevoerd. Dat een andere oorzaak van de verontreiniging niet is uitgesloten volgt uit meerdere omstandigheden, namelijk dat: (i) het werkgebied is vrijgegeven door een onafhankelijke geaccrediteerde inspectie-instelling; (ii) sprake is van een tijdsverloop van maar liefst twee maanden tussen het moment van vrijgave en de geïnventariseerde asbestverontreiniging op het perceel; (iii) derden na de vrijgave vrije toegang hebben gehad tot het perceel, waarbij niet ter discussie staat dat in de periode na de vrijgave nog grootschalige verbouwingswerkzaamheden aan het pand hebben plaatsgevonden; (iv) het perceel zeer waarschijnlijk verontreinigd was met niet-geïnventariseerd asbest gezien de beperkte reikwijdte van het asbestinventarisatierapport en de inmiddels door onderzoeken gesteunde algemene ervaringsregels over secundaire asbestbesmettingen bij oude verweerde asbestdaken; en (v) er een aanvullende schoonmaak heeft plaatsgevonden tijdens de eindbeoordeling die uiteindelijk heeft geleid tot een vrijgave van het werkgebied.

 

Wat oordeelt de rechtbank?

De rechtbank overweegt dat zij dient te onderzoeken of de staatssecretaris op basis van het boeterapport en al wat daaraan ten grondslag ligt, en in het bijzonder de omstandigheid dat asbest is aangetroffen na de sanering, heeft kunnen concluderen dat de Arbowet en het Arbobesluit zijn overtreden. Omdat de inspectie anderhalve maand na de vrijgave heeft plaatsgevonden, dient door de staatssecretaris te worden aangetoond dat het aangetroffen asbest in verband kan worden gebracht met de saneringswerkzaamheden van de saneerder. Als dit kan worden aangetoond, dient de staatssecretaris vervolgens aan te tonen dat er onvoldoende preventieve middelen zijn getroffen om de concentratie asbest onder de grenswaarde te houden.

De rechtbank oordeelt dat het aangetroffen asbest niet in verband kan worden gebracht met de saneringswerkzaamheden. Niet kan worden uitgesloten dat de stof en de stukjes asbest al aanwezig waren voordat werd begonnen met de saneringswerkzaamheden. Deze werden namelijk gevonden nabij het dak, op de spanten. De aan de sanering ten grondslag liggende asbestinventarisatie had alleen betrekking op het golfplaten dak en de schoorsteen en niet op wat zich binnenin en buiten de loods bevond. Het is dus mogelijk dat het aangetroffen asbest behoorde tot asbest dat niet was geïnventariseerd en waar de sanering dus niet op zag. 

Ook uit de drie asbestinventarisaties die zijn uitgevoerd ná de sanering volgt niet wat de herkomst is van het aangetroffen asbest. Het feit dat de dakplaten en het aangetroffen asbest beide bestonden uit 10-15% chroysotiel is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Niet kan worden uitgesloten dat het aangetroffen asbest afkomstig is van iets anders dan de dakplaten die zijn verwijderd. Er is niet aangetoond dat het aangetroffen asbest het gevolg is van de sanering. Het tijdsverloop van twee maanden tussen de vrijgave en de asbestinventarisaties is hierbij een relevante omstandigheid. Er hebben ook verbouwingswerkzaamheden plaatsgevonden na de saneringswerkzaamheden. Ook deze kunnen geleid hebben tot de oorzaak van de verontreiniging nu sprake zou kunnen zijn van niet-geïnventariseerd asbest. De staatssecretaris is dus niet geslaagd in het leveren van het vereiste bewijs. De boete is ten oprechte opgelegd.

 

Afronding

De uitspraak laat zien dat de staatssecretaris extra stappen moet zetten bij de onderbouwing van een boete wanneer de overtreding buiten heterdaad zou zijn geconstateerd. Er dient dan expliciet uit het onderzoek te volgen dat er een verband bestaat tussen de gedraging van de vermeende overtreder en vermeende overtreding. Wanneer een overtreding op heterdaad, dus als de overtreding bezig is of net is geëindigd, wordt ontdekt door de Arbeidsinspectie bestaat er vaak minder twijfel over de vraag of de gedraging van de vermeende overtreder ten grondslag ligt aan de vermeende overtreding. Een dergelijke onderbouwing volgt dan (impliciet) al uit de observaties van de Arbeidsinspectie. Maar goed, dat was hier dus niet het geval, de staatssecretaris kreeg het bewijs niet rond en de boete ging van tafel.

 

Contact

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, wenst u advies in een lopende kwestie of wilt u bijgestaan worden in een procedure, neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten op het gebied van asbestrecht.

 

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met:

Benieuwd naar ons werk?