Patrick Schopflin 38734 Copy

LXA The Law Firm treedt succesvol op namens verkoper van percelen landbouwgrond

11 september 2020

Namens de praktijkgroep Commerciële Contracten van LXA The Law Firm hebben Herman Knotter en Kim van de Wiel een verkoper van strategisch gelegen landbouwgronden bijgestaan in twee afzonderlijke civiele procedures aangespannen door twee teleurgestelde kopers.

De geschillen hadden betrekking op percelen landbouwgrond die verkoper aan de kopers had verkocht. Aan het aan- en verkooptraject van de percelen was een zorgvuldig selectieproces vooraf gegaan. De percelen beschikken over een strategische ligging en daardoor over de potentie om op termijn van bestemming te wijzigen waardoor de waarde van de grond stijgt. Deze landbouwgronden worden aangeduid als zogenaamde ‘lauwe’ grond.

De kopers stelden afzonderlijk van elkaar (primair) te hebben gedwaald bij het aangaan van de aankoop van de percelen. Zij stelden niet alleen te hebben gedwaald over de kwaliteit en de eigenschappen en de percelen, maar ook over de kansen, het te behalen rendement en de risico’s verbonden aan beleggingen in grond. Kopers vorderden (primair) vernietiging van de koopovereenkomsten en ongedaanmaking van de door hen aan verkoper betaalde koopsommen. Subsidiair hebben kopers gesteld dat er sprake is van oneerlijke handelspraktijken en onrechtmatig handelen door verkoper. Kopers stelden dat de informatie die door de verkoper was verstrekt feitelijk onjuist is, althans misleidend voor de gemiddelde consument. Tot slot hebben de kopers zich ook nog op het standpunt gesteld dat de verkochte grond zou kwalificeren als een beleggingsobject in de zin van artikel 1:1 van de Wet Financieel Toezicht (Wft). Verkoper zou hierdoor op grond van artikel 2:55 lid 1 Wft vergunningsplichtig zijn. LXA heeft namens verkoper uitvoerig verweer gevoerd.

De rechtbank Noord-Holland heeft op 2 september 2020 de stellingen van kopers verworpen en de vorderingen integraal afgewezen. De rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat “grond met een agrarische bestemming is aangekocht in de hoop en/of de verwachting dat de grond in de toekomst meer waard wordt door een bestemmingswijziging naar bouwgrond. Dat dit vooralsnog niet is uitgekomen rechtvaardigt geen beroep op dwaling. Vast staat immers dat bij dergelijke projecten in ieder geval vele jaren op resultaat moet worden gewacht, terwijl ook het risico bestaat dat dat resultaat nooit behaald wordt.” Ook het beroep op de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wet OHP) gaat niet op. “Niet is gebleken dat sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken.” Tot slot is evenmin sprake van een beleggingsobject in de zin van artikel 1.1 Wft en dus geen sprake van een vergunningsplicht. “Vast staat immers dat de AFM hiernaar eerder onderzoek heeft gedaan en heeft geconcludeerd dat de door VGI verkochte percelen niet kwalificeren als beleggingsobject.”

Het is belangrijk voor verkoper om in twee afzonderlijke eindvonnissen bevestigd te krijgen dat zij juist én zorgvuldig jegens haar kopers heeft gehandeld. Verkoper is marktleider en begeeft zich op een markt waarop vertrouwen cruciaal is.

 

Meer weten? Neem contact op met onze specialisten.

Auteur: