Photo 1550534791 2677533605Ab

Wake up!

28 november 2019

Deze maand heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over het verplicht beëindigen van de zgn. slapende dienstverbanden, ook wel de Doornroosje-beschikking genoemd. Werkgevers kunnen nu een belang hebben om de arbeidsovereenkomst met een zgn. slaper nog vóór 1 januari 2020 af te wikkelen.
Belang bij beëindigen voor 1 januari 2020?

Bij werknemers wiens dienstverband op of na 1 juli 2015 slapend is geworden adviseren wij om deze dienstverbanden vóór 1 januari 2020 af te wikkelen. Het risico bestaat namelijk dat een werkgever die in 2020 veroordeeld zou worden om een schadevergoeding (wegens wanprestatie) te betalen, die schadevergoeding niet (geheel) door UWV gecompenseerd krijgt. Dit komt onder andere omdat UWV de vergoeding compenseert volgens de vergoedingsregels in 2020 (nieuwe rekenformule transitievergoeding) terwijl u als werkgever de transitievergoeding per einde wachttijd moet voldoen (die hoger kan zijn, omdat de oude rekenformule wordt gebruikt).

Toelichting bij uitspraak:

In onze nieuwsbrief van september jl. hebben we u geïnformeerd over het advies van de advocaat-generaal (A-G) aan de Hoge Raad. De A-G concludeerde dat uitgangspunt heeft te gelden dat een werkgever op basis van het beginsel van goed werkgeverschap (7:611 BW) gehouden is om in te stemmen met een voorstel van werknemer tot beëindiging en financiële afwikkeling van diens slapende dienstverband. De A-G gaf in haar advies ook 4 mogelijke uitzonderingen. Zie https://www.lxa.nl/nl/ons-nieuws/arbeidsrecht/1-0-voor-de-slapers/.

De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt overgenomen, maar niet alle uitzonderingen. Het oordeel van de HR van 8 november jl. (ECLI:NL:HR:1734) luidt als volgt:

Als sprake is van een slapend dienstverband (een werknemer is langdurig arbeidsongeschikt en de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever is geëindigd), dan geldt het volgende.

Een werkgever is op grond van ‘goed werkgeverschap’ gehouden in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De werkgever is dan verplicht een vergoeding toe te kennen ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding die verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag nadat de wachttijd is verstreken (in de meeste gevallen 104 weken). Voor de hoogte van de vergoeding wordt dus niet aangesloten bij het bedrag dat door UWV wordt gecompenseerd (de compensatieregeling). 

Uitzondering op deze verplichting om slapende dienstverbanden te beëindigen bestaat wanneer de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Het is dan aan de werkgever om zo’n belang te stellen en te bewijzen. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt, aldus de Hoge Raad.

Geldt deze verplichting ook ten aanzien van slapers van voor 1 juli 2015?

De Hoge Raad benoemt deze groep niet in haar uitspraak, maar toch kan uit de uitspraak worden afgeleid dat de compensatieregeling wel een voorwaarde is voor toewijzing. Verwacht wordt daarom dat werknemers wiens dienstverband voor 1 juli 2015 (invoering WWZ en transitievergoeding) in slaap is gevallen geen aanspraak kunnen maken op de transitievergoeding, Te meer niet omdat er voor de vergoedingsplicht wordt aangeknoopt bij de transitievergoeding per einde wachttijd, en bij deze groep op dat moment (einde wachttijd) geen recht op transitievergoeding bestond. De transitievergoeding is immers pas ingevoerd met de WWZ.
Omdat UWV deze groep ook uitzondert van de compensatieregeling (zie: https://www.lxa.nl/nl/ons-nieuws/arbeidsrecht/1-0-voor-de-slapers/), valt het werkgevers niet aan te raden om deze werknemers een beëindigingsvoorstel te doen.

Conclusie

Hoewel er door de HR eindelijk duidelijkheid is gecreëerd over de plicht om slapende dienstverbanden te beëindigen, zijn er dus ook nog veel vragen. Wanneer is sprake van een rechtsgeldige uitzondering (rechtvaardig belang bij instandhouding van dienstverband)?  Gaat deze verplichting in de toekomst ook gelden voor ‘oude’ slapers?  En vooral ook welke vergoeding krijg je van het UWV gecompenseerd?  Het UWV geeft op diverse vragen die vanuit de praktijk worden gesteld aan dat zij die nog niet kunnen beantwoorden omdat zij die vragen nog hebben uitstaan bij het Ministerie.

In bijgevoegde checklist treft u een overzicht aan van de wel bekende voorwaarden die aan compensatie wordt gesteld (onder andere termijnen en documentatie).

U doet er in ieder geval verstandig aan om per individueel geval te bekijken wat u het best kunt doen, en of het raadzaam is het dienstverband met de betreffende slaper nog in 2019 af te wikkelen.

Mocht u over dit onderwerp vragen hebben, aarzel dan niet om één van de advocaten van ons team arbeidsrecht te raadplegen.

Meer weten? Neem contact op met: