VOOR WIENS REKENING KOMT LATER AANGETROFFEN ASBEST:  INVENTARISEERDER OF OPDRACHTGEVER?

VOOR WIENS REKENING KOMT LATER AANGETROFFEN ASBEST: INVENTARISEERDER OF OPDRACHTGEVER?

16 mei 2018

In de praktijk wordt er soms na uitvoering van een asbestinventarisatie nog extra asbest geconstateerd. In dat geval kan de vraag worden gesteld of er ter plaatse wel deugdelijk onderzoek is verricht. En wie draagt vervolgens de verantwoordelijkheid richting betrokkenen? Het Gerechtshof te Den Haag heeft zich hier onlangs over uitgesproken.

Gerechtshof Den Haag d.d. 17 april 2018

 

Feiten

In 2010 heeft de Gemeente opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een asbestinventarisatie in een woning. In 2012 heeft de Gemeente de woning verkocht. Nadat de verkoop heeft plaatsgevonden wordt er toch nog asbest in de woning aangetroffen. Dit vormt aanleiding voor de koper om de koopovereenkomst te ontbinden en de Gemeente aan te spreken tot vergoeding van de geleden schade. In onderhavige zaak vordert de Gemeente dat de inventariseerder die het asbestonderzoek heeft uitgevoerd, wordt veroordeeld tot betaling van de schade van de koper. De Gemeente legt hieraan ten grondslag dat de inventariseerder niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, namelijk het uitvoeren van een deugdelijk asbestinventarisatieonderzoek. 

Rechtsvragen

Het hof behandelt allereerst de vraag of er een deugdelijke ‘asbestinventarisatie type A’ is uitgevoerd. Een zogenaamd type A onderzoek ziet op de inventarisatie van alle direct waarneembare asbest. 

Op het moment dat het de inventariseerder ter ore kwam dat er asbest was aangetroffen, heeft deze besloten tot het uitvoeren van een tweede asbestinventarisatieonderzoek. Bij het tweede onderzoek zijn er meer asbesttoepassingen geconstateerd, die eerder niet zijn opgemerkt en dus ook niet in het eerste rapport stonden vermeld.

De Gemeente stelt vervolgens dat sprake is van een ondeugdelijke asbestinventarisatie. Dit op basis van het gegeven dat er een tweede onderzoek is  verricht en het eerste rapport daardoor onvolledig zou zijn geweest als gevolg van onzorgvuldig uitgevoerd onderzoek ter plaatse. In de visie van de Gemeente zouden de later geconstateerde asbestbesmettingen al ten tijde van het eerste onderzoek waarneembaar zijn geweest en had de inventariseerder deze dus toen al moeten opmerken. 

In deze zaak speelde volgens het Hof echter mee dat er in de periode tussen het eerste en het tweede onderzoek (sloop)werkzaamheden waren uitgevoerd in de woning. Hierdoor was eerder verborgen asbest ten tijde van het tweede onderzoek wél visueel waarneembaar geworden. Deze bijkomende omstandigheid rechtvaardigt dat er tijdens het tweede onderzoek meer c.q. ander asbest is geconstateerd. Het Hof oordeelt dat het enkele feit dat de inventariseerder uit eigen beweging een tweede onderzoek heeft uitgevoerd, niet automatisch tot de conclusie kan leiden dat het eerste onderzoek niet juist zou zijn.

In een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag d.d. 7 februari 2018 was geen sprake van een dergelijke bijkomende omstandigheid. In deze zaak was de inventariseerder tekort geschoten in zijn verplichtingen doordat hij tijdens het onderzoek duidelijk zichtbare asbesthoudende stelplaatjes over het hoofd had gezien.

Dan rijst vervolgens de vraag hoe ver de inspanningsplicht van de inventariseerder tot het opsporen van direct waarneembare asbest reikt. Ofwel, wanneer dient deze ‘direct waarneembare asbest’ daadwerkelijk waargenomen te worden door de inventariseerder? De Rechtbank neemt hiervoor de volgende maatman als uitgangspunt: 'een goed en zorgvuldig handelende en redelijk bekwame inventariseerder met in achtneming van normale oplettendheid en met voor de opdracht vereiste vakkennis en middelen uitgerust'. 

In deze zaak speelde ook het feit dat de asbesthoudende stelplaatjes in de documentatie vanAscert worden genoemd als een van de 'meest voorkomende asbesthoudende producten' een rol. Naar het oordeel van de Rechtbank dient de inventariseerder bedacht te zijn op de aanwezigheid van dergelijke toepassingen en dient hij ook inspanningen te verrichten om deze op te sporen. Een dergelijke omstandigheid leidt dus tot een verzwaarde inspanningsplicht voor de inventariseerder.

De tweede vraag die in de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag werd gesteld, was de vraag wie de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt voor een ondeugdelijk asbestonderzoek. Is dit toe te rekenen aan de inventariseerder die het onderzoek heeft verricht of de Gemeente als opdrachtgever?

In de offerte stond vermeld dat de Gemeente als opdrachtgever de voor het  onderzoek benodigde bouwkundige en installatietechnische bestekken, werkomschrijvingen en tekeningen diende te verzorgen. De inventariseerder heeft meerdere malen de Gemeente verzocht om deze 'door de opdrachtgever te verzorgen stukken' te overhandigen, dit echter tevergeefs.

Het Hof oordeelde dat het de taak van de Gemeente was om de inventariseerder te voorzien van dergelijk materiaal. Voor zover het onderzoek onvolledig was als gevolg van het ontbreken van de benodigde stukken, kan dit volgens het oordeel van het Hof niet worden verweten aan de inventariseerder. Het Hof heeft hier ook geen eigen onderzoeksplicht van de inventariseerder aangenomen; de inventariseerder was dus niet gehouden om zelfstandig het gemeentearchief te onderzoeken.

Conclusie

Bij het uitvoeren van een type A asbestinventarisatie rust een inspanningsverplichting op de inventariseerder om de direct waarneembare asbest daadwerkelijk op te sporen. Onder omstandigheden kan er sprake zijn van een verzwaarde inspanningsplicht. Daarnaast geldt dat wanneer er ondeugdelijk onderzoek is verricht, goed gekeken dient te worden naar de verplichtingen over en weer tussen de inventariseerder en opdrachtgever zoals die zijn vastgelegd in de overeenkomst van opdracht.

Wenst u nader advies met betrekking tot een concrete asbestinventarisatie en de mogelijke gevolgen daarvan, of de reikwijdte van een overeenkomst van opdracht, neemt u dan vooral contact op met onderstaande contactpersonen.

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met: