In 2009, nog ruim voor de faillietverklaring, werd door de vennootschap een bouwkavel met daarop een leegstaande boerderij aangekocht. De voorgenomen herontwikkeling van de kavel zou betekenen dat de boerderij op termijn zou worden gesloopt. Vanuit de gedachte dat de instandhouding van de bebouwing de kans zou vergroten dat de gemeente bereid zou zijn om medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van de kavel, was besloten om de boerderij nog niet te slopen in afwachting van de benodigde vergunningverlening.
Echter nog voordat de realisatie van de plannen in zicht kwam, brak brand uit in de boerderij waarbij asbest vrijkwam. Vermoed werd dat sprake was van brandstichting door derden. De saneringskosten bedroegen ruim een ton. De curator stelde vast dat geen (opstal)verzekering voor de boerderij was afgesloten.
In het kader van de afwikkeling van het faillissement werd vervolgens de inmiddels oud-bestuurder door de curator voor deze kosten aansprakelijk gesteld. Volgens de curator viel de bestuurder te verwijten dat onder zijn bestuur geen toereikende maatregelen waren getroffen om schade als gevolg van een brand te voorkomen, bijvoorbeeld door het slopen van het pand of door het afsluiten van een opstalverzekering.
In het belang van de vennootschap is het onwenselijk dat bestuurders zich al te zeer laten leiden door angst dat zij mogelijk persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Het is daarom vaste rechtspraak dat een hoge drempel bestaat voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid voor (onrechtmatig) handelen of nalaten door de
vennootschap. Slechts wanneer sprake is van onbehoorlijk bestuur (ex art. 2:9 BW) of onrechtmatig handelen aan de zijde van een bestuurder (ex art. 6:162 BW) bestaat een grondslag voor aansprakelijkheid. Hiervan kan echter alleen sprake zijn wanneer een bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt voor wat betreft het ontstaan van de schade.
Door de rechtbank wordt overwogen dat gezien er geen wettelijke verplichting bestaat tot het afsluiten van een opstalverzekering, de bestuurder geen ernstig verwijt kan worden gemaakt voor het feit dat de boerderij niet was verzekerd. In dit verband is ook van belang dat saneringskosten na een asbestbrand, al dan niet in faillissement, waarschijnlijk niet door alle verzekeraars (volledig) zouden worden vergoed.
Bij de beoordeling van de eventuele verwijtbaarheid van de bestuurder, wordt verder meegewogen dat de asbestverontreiniging het gevolg was van een brand die hoogstwaarschijnlijk niet kon worden toegeschreven aan de staat van het pand, gelet op het niet weersproken vermoeden van brandstichting. Het risico op brandstichting acht de rechtbank echter niet zodanig evident dat op basis hiervan kon worden verlangd dat het pand voorafgaand aan de vergunningverlening voor herontwikkeling werd gesloopt. Daarbij hecht de rechtbank ook waarde aan de omstandigheid dat door de vennootschap wel maatregelen waren getroffen om het risico op schade aan het pand bij leegstand te voorkomen, namelijk het afschermen van het pand met hekken, het afsluiten van nutsvoorzieningen en het feit dat toezicht werd gehouden door de buren die gebruik mochten maken van het erf.
De rechtbank oordeelt daarom dat in dit geval geen grond bestond voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid.
Bij incidenten met nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en/of het milieu kunnen overheden handhavend optreden op basis van verschillende wettelijke zorgplichten in relatie tot bijvoorbeeld het beheer en onderhoud van percelen en daarop aanwezige bebouwing of het uitvoeren van bij of krachtens de wet aangewezen (bedrijfsmatige) activiteiten. Zo’n zorgplicht houdt in dat wanneer bovengenoemde belangen in het gedrang komen, in dit geval dus door een asbestbrand, gepaste maatregelen dienen te worden getroffen om de schade waar mogelijk te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Het nalaten om maatregelen te treffen, leidt tot een overtreding van de zorgplicht waarmee de grondslag tot handhaving is gegeven.
Vaak kunnen in geval van een incident of calamiteit meerdere partijen kunnen worden aangemerkt als overtreder van een of meer zorgplichten. In het gunstigste geval kan de veroorzaker van de verontreiniging worden opgespoord. Wanneer dat niet lukt of deze partij biedt geen verhaal, kunnen degenen die op basis van bovengenoemde zorgplichten kunnen worden aangesproken mogelijk te maken krijgen met overheden die de kosten gemoeid met het treffen van maatregelen op hun willen verhalen.
Hoewel overheden in beginsel verplicht zijn tot handhavend optreden in geval de situatie daarom vraagt, vormt de keuze om bepaalde partijen al dan niet aan te schrijven ook een politiek-bestuurlijke afweging. Wanneer meerdere partijen in beeld komen voor kostenverhaal, kan hier bijvoorbeeld meespelen of iemand een verwijt kan worden gemaakt voor wat betreft het probleem dat om handhavend optreden vraagt, of een partij verzekerd is, dan wel in hoeverre schade onder een verzekering is gedekt. Naarmate minder overtreders zijn aan te wijzen, kan het toch zo zijn dat een of enkele partijen worden geconfronteerd met een fikse kostenpost.
De vraag wie in een concreet geval als overtreder kan worden aangemerkt laat zich niet altijd gemakkelijk beantwoorden. De overtreder is namelijk niet alleen degene die handelt in strijd met een op hem rustende (zorg)plicht, maar ook diegene(n) aan wie de overtreding valt toe te rekenen. Echter is de invulling van het overtrederschap binnen het bestuursrecht nog niet uitgekristalliseerd. Ook de rechtspraak op dit punt geeft (nog) geen helder beeld.
Een recente ontwikkeling in dit verband vormt de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal (mr. P.J. Wattel) aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over overtrederschap in het bestuursrecht in relatie tot het functioneel daderschap, lees: de vraag wie naast degene die feitelijk de overtreding begaat nog meer hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Hoewel een dergelijke conclusie niet bindend is, bevat deze wel belangrijke informatie voor de rechtspraktijk en worden conclusies vaak door rechters gevolgd.
Een van de partijen waar het bevoegd gezag in de handhavingspraktijk met enige regelmaat haar pijlen op richt, is de bestuurder van een vennootschap. Hoewel de A-G in zijn conclusie nadrukkelijk niet ingaat op het vraagstuk of een feitelijk leidinggevende (in het geval een vennootschap is aan te merken als overtreder) over de boeg van functioneel daderschap (ook) kan worden aangemerkt als overtreder, is een deel van de meer algemene(re) beschouwingen uit deze conclusie over het overtrederschap dit verband vermeldenswaardig.
Het gaat het bestek van deze blog te buiten om uitvoerig op deze beschouwingen in te gaan, maar kort samengevat signaleert de A-G knelpunten bij de wens van de wetgever om een uniform overtredersbegrip te hanteren bij bestuursrechtelijke handhaving én daarbij ook aan te sluiten bij het strafrechtelijke functioneel daderschap (art. 51 Sr). In dat kader wordt overwogen dat deze invulling van het overtrederschap niet goed is toegesneden op herstelsancties, die slechts zijn bedoeld om (de gevolgen van) een overtreding te beëindigen of ongedaan te maken.
Nu de Afdeling in haar uitspraken van 31 mei jl. inmiddels de A-G heeft gevolgd in zijn conclusie dat de door de wetgever beoogde invulling van het overtredersbegrip dient te worden gevolgd, geldt voortaan dat het hanteren van strafrechtelijke criteria vergaande consequenties kan hebben voor zowel bestuurders van vennootschappen die te maken krijgen met kostenverhaal in het kader van bestuursdwang als bestuursorganen die kosten willen verhalen.
Er zijn recente gevallen bekend waarin bestuursorganen in geval van handhaving op grond van zorgplichten zoals (bijvoorbeeld) opgenomen in de Wet milieubeheer en/of de Woningwet, zich op het standpunt hebben gesteld dat ook de bestuurder het feitelijk in zijn macht heeft om ervoor te zorgen dat de vennootschap de benodigde maatregelen neemt die in het kader van de zorgplicht moeten worden getroffen. Op het moment dat de vennootschap als overtreder kan worden aangemerkt, leidt dit in feite tot een rechtstreekse risicoaansprakelijkheid van bestuurders voor handelingen van de vennootschap.
Het is de vraag of dat als maatschappelijk wenselijk dient te worden beschouwd, zeker nu een dergelijke risicoaansprakelijkheid op verre afstand staat van de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid in het civiele rechtsverkeer. Wanneer het wel als maatschappelijk geaccepteerd/wenselijk wordt beschouwd dat overheden bestuurders in hun privévermogen kunnen aanspreken, verdient het de voorkeur om hiervoor een duidelijke wettelijke grondslag te creëren. Dit geeft bestuurders ook de kans om zich tegen dit risico te verzekeren. Op dit moment kan de vraag worden opgeworpen of het niet (adequaat) verzekerd zijn redelijkerwijs voor rekening en risico van bestuurders behoort te komen, temeer gezien schade aan het milieu veelal niet door een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering wordt gedekt.
Al naar gelang de rechtsverhouding kan verschillend worden gekeken naar bestuurdersaansprakelijkheid. Waar in civiele geschillen zoals in deze uitspraak een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid algemeen geaccepteerd is, wordt ten aanzien van strafrechtelijke vergrijpen weer totaal anders tegen de verwijtbaarheid van bestuurders aangekeken. In het kader van bestuursrechtelijke handhaving werd voorheen een redelijk soepele toets gehanteerd, maar omdat Afdeling op 31 mei jl. is omgegaan wordt dus voortaan aangesloten bij de uitleg die in het strafrecht geldt.
Situaties waarin sprake is van milieuschade of gezondheidsrisico’s kunnen mogelijk een grote financiële weerslag hebben op zowel bedrijven als individuen. Wanneer overheden in geval van incidenten of calamiteiten de regie voeren, is het goed om inzicht te krijgen in het eigen aansprakelijkheidsrisico om niet voor ongewenste verrassingen te komen staan. Ook wanneer onverhoopt een grondslag bestaat om bepaalde schadeposten op u(w) (bedrijf) te verhalen, kan door op tijd in actie te komen de schade vaak nog worden beperkt.
Heeft u een vraag over mogelijke kosten of schade naar aanleiding van een incident of calamiteit in de omgeving? Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze specialisten.