VRIENDENDIENST OF OPDRACHT?

VRIENDENDIENST OF OPDRACHT?

2 april 2019

Je houdt ze graag te vriend, die handige jongens met klus- of aannemingsbedrijven die hun hand niet omdraaien voor lastige klusjes aan je huis en ook nog eens bereid zijn om je daarmee in de avonduren en weekenden te helpen. Daar zet je graag een kratje bier voor koud, om na het leggen van die vloer te proosten op het mooie resultaat. Andersom offert die handige vriend met alle kennis, kunde en gereedschap voorhanden graag wat vrije tijd op om te helpen met jouw vloer. Maar wat als de vloer korte tijd later scheuren gaat vertonen en daardoor schade ontstaat? De smalltalk bij het koude biertje maakt ineens plaats voor een hoog oplopende discussie over geld. Want voor wiens rekening komt de schade? En had er niet betaald moeten worden voor het geleverde werk? Het antwoord hangt af van de vraag: Was je vriend of opdrachtgever?

Het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch heeft zich hier de afgelopen twee maanden twee keer over gebogen. In de eerste kwestie (Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 5 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:424) had A tegels gekocht en een kennis met een bouwbedrijf (B) bereid gevonden zijn terras te betegelen. Over een vergoeding was niet gesproken. De tegels gingen scheuren en A stelde dat B geen deugdelijk werk had geleverd. A vorderde nakoming, maar B ging niet over tot herstel. A heeft zijn nakomingsvordering om die reden omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De kantonrechter veroordeelde B tot vergoeding van de schade die het gevolg was van zijn wanprestatie. B ging in hoger beroep. Hij stelde dat sprake was van een overeenkomst om niet in de privésfeer. Hij had immers ook niet voor zijn diensten gefactureerd. Een vriendendienst dus, die niet in rechte afdwingbaar is (en dus ook geen schadevergoedingsplicht zou meebrengen). Zou er al sprake zijn van een wederkerige overeenkomst, dan was sprake van een aannemingsovereenkomst die recht geeft op loon, zo stelt B. B zou dan dus nog betaald moeten worden voor zijn werk. Om de rechtsverhouding te kunnen kwalificeren, waagt het Gerechtshof zich aan een waardering van de vriendschap tussen A en B. Partijen kenden elkaar door eerdere werkzaamheden die B aan het huis van A heeft verricht. Echte vrienden waren het dus niet, zo concludeert het Gerechtshof. Aldus valt niet in te zien waarom B, gelet op het feit dat hij zich professioneel vanuit zowel een eenmanszaak als een B.V. bezig houdt met bouwwerkzaamheden, twintig uur zou werken aan een terras voor een ander met wie hij geen vriendschap onderhoudt. Het Gerechtshof kwalificeert de afspraken dan ook als een overeenkomst van aanneming van werk. Het gevolg hiervan is dat A nakoming en schadevergoeding kon vorderen van B en B op zijn beurt recht had op een redelijk loon.

In het tweede geval dat aan het Gerechtshof is voorgelegd (Gerechtshof s-Hertogénbosch 19 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1025), ontstonden ook problemen doordat B tegelwerkzaamheden in het huis van A niet goed had uitgevoerd. A vorderde nakoming, althans vergoeding van de kosten van herstelwerkzaamheden. B stelt dat hij hier niet toe gehouden is, omdat sprake was van een vrijblijvende vriendendienst. Hij had tegen een laag uurtarief in het weekend werkzaamheden voor A uitgevoerd die deels buiten zijn gebruikelijke vakgebied lagen. Van een overeenkomst van aanneming van werk die hij in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf was aangegaan, zou geen sprake zijn. Ook hier kwalificeert het Gerechtshof de rechtsverhouding als een overeenkomst van aanneming van werk, die de opdrachtgever recht geeft op nakoming en de opdrachtnemer recht op loon. Wederzijdse vriendschap maakte aldus plaats voor wederzijdse vorderingen.

De vriend met het bouwbedrijf - die in beide kwesties ten behoeve van de goede relatie geen, althans een beperkte vergoeding voor zijn werkzaamheden in rekening had gebracht - ziet zich dus in alle twee de gevallen geconfronteerd met een verplichting tot vergoeding van schade die al snel hoger oploopt dan het redelijk loon dat hem toekomt. Naast vrije weekenden hebben de werkzaamheden B dus ook geld gekost.  Had B dit vooraf geweten, dan had hij niet het door het Gerechtshof vastgestelde redelijke loon, maar zijn gebruikelijke tarief kunnen factureren. Bovendien had B dan de toepasselijkheid van door hem gehanteerde algemene voorwaarden kunnen bedingen. Alsdan zou B als verweer tegen een nakomings- en of schadevergoedingsvordering waarschijnlijk een beroep kunnen doen op  bepalingen over de klachtplicht of de beperking van zijn aansprakelijkheid die in de bouw gebruikelijk zijn. Helaas geldt ook in vriendschapsrelaties: bezint eer ge begint.

Auteur:
Meer weten? Neem contact op met: